Kalender:
3-5Interne vrijdag competitie ronde 24
6-5Interne maandag competitie ronde 33
10-5Interne vrijdag competitie ronde 25
13-5Interne maandag competitie ronde 34
17-5Interne vrijdag competitie ronde 26
20-52de Pinksterdag "geen schaken"
24-5Interne vrijdag competitie ronde 27
27-5Interne maandag competitie ronde 35
31-5Interne vrijdag competitie ronde 28
3-6Interne maandag competitie ronde 36
Corus: Belevenissen in Wijk aan Zee (3)

Gepost door André Breedveld op vrijdag 25 januari 2008 om 00:27

1 uit 6. Het schaakbord ligt in scherven voor mijn voeten. Ik zeg het Cor van Dongen na: “Ik kan niet meer schaken”. Wat graag zou ik u deelgenoot maken van mijn heldendaden, maar helaas volstaat een gepast stilzwijgen. Woensdag verloor ik van de koploper door mijn dame weg te geven.

Het noodlot komt nooit alleen, want Mels v.d. Water is er stomtoevallig getuige van. Het hele toernooi zie je hem niet, maar juist als je een grafzet produceert staat hij achter je. En ZSC’ers begrijpen wat dát betekent. Na de plichtplegingen druip ik diep bedroeft af. Slechts het totale isolement kan hier nog uitkomst bieden. Op kousenvoeten sluip ik richting uitgang, behoedzaam clubgenoten ontlopend. In de verte zie ik journalist P.F. Roggeven staan praten met Frank Tijdeman. Laatstgenoemde speelt nooit een toernooi, maar weet wel precies te vertellen wat je had moeten doen. Nu even geen trek in.

Absoluut dodelijk voor de moraal is natuurlijk ook een Hans Galje: “Verloren, je meent het? Goh, hoe is dat nou mogelijk, ik dacht nog wel dat je goed stond”. Pim Hoff zie ik te laat, maar dat is een goeierd, die kan geen kwaad aanrichten. Toch roept hij vilein in herinnering dat ik jaren geleden, tijdens de erwtensoepmaaltijd, op het podium werd geroepen. “Pim, de naam van die prijs is mij even ontschoten”. “Nou, die heette de Poedelprijs.Ha, ha, ha”. Het leverde mij mooi f 100,00 op. Had ik nog meer dan groepswinnaar Manuel Bosboom. Dit jaar zal ik de slotmaaltijd mijden. Ze storten het geld maar op mijn rekening. Maar in een onbewaakt ogenblik heb ik niet gerekend op Mels, die resoluut de uitgang naar buiten blokkeert. Zijn ogen spuwen vuur en hij buldert:“Hoe kán jij dat nou doen!! Dat heb ik nog nóóit gezien!! Hoe kan jij nou de dame zó buitenspel zetten?? Die doet toch helemaal niet mee in zo’n dooie hoek!!! Je hebt bijna een verrekijker nodig om haar nog te zien. Dat begrijp jij toch ook nog wel!!? Waarom speel je niet gewóón pion e6??!!...Onbegrijpelijk gewoon!!” Hij zwiept het hoofd heen en weer in ongeloof.

Hij doet mij op zulke momenten denken aan de legendarische voetbalcoach Karel Lotsy (zie foto), die in de jaren dertig de “donderspeech” tot kunst verhief, maar altijd positief afsloot met de door alle spelers in koor meegebrulde strijdkreet:"Heja, heja, litsjumeaux, kwatta, kwatta!" Wetenschappers hebben jarenlang tevergeefs getracht de betekenis hiervan te achterhalen, wat het effect alleen maar versterkte. Men constateerde nog wel dat het een mix was van Nederlandse, Franse en Zweedse woorden en een verbastering van de door Nederlandse schermers gescandeerde kreet tijdens de Olympische Spelen van 1928 in Amsterdam:"Heja, heja, hop-sa-sa, litsjumeaux, litsjumeaux, kwatta, kwatta, kwatta”. Dit alles schiet door mij heen na deze oorwassing. “E6 kost mij minstens twee pionnen” weet ik na enorme krachtsinspanning uit te brengen. “Maar dan speel je tenminste nog!!” dondert het. Na het afvuren van deze woorden stuift Mels uit beeld, op jacht naar de volgende onbenul die hij te grazen kan nemen. Als aan de grond genageld bij het boekenstalletje probeer ik mij de yell van dames gymvereniging Gita uit 1880 te herinneren. Na enig graven slaag ik daarin: "Tjikkelikke-tjikkelikke-tjau-tjau-tjau. Boengelange-boengelange-bau-bau-bau. Tjikkelikke-boengalange-tjie-boem-ba. G-I-T-A, Gita, Gita, Gita!" Opgelucht stel ik vast dat er met mijn geheugen nog niks mis is.

Het is niet mogelijk tijdens het toernooi ergens op adem te komen. Vroeger kon je in de weekenden over de hoofden lopen, maar nu is dat ook al het geval op de doordeweekse dagen. ‘De Moriaan’ en het toernooi staan op het punt uit hun voegen te barsten. Tussen 13.30 en 15.00 uur hoor ik vier keer hinderlijk een mobiel afgaan. Het kan nog véél erger. Voor mijn jas is geen haakje meer voorradig. De garderobe is volgehangen met kinderjassen, bedrukt met prints van Bert en Enrie tot Harry Potter. Op zo’n moment slaat de schrik je om het hart. In de speelzaal worden alle bange voorgevoelens bevestigd. Een grote groep kinderen is ons heiligdom binnengedrongen en banjert met toestemming van het gezag door de gangpaden. Mijn broze concentratie is daar niet tegen bestand. Geen begeleider te zien natuurlijk. Alle belhamels zijn waarschijnlijk in het trotse bezit van een ‘Stappenplan’, hoewel niet eentje maar enigszins de schijn wekt een paard van de loper te kunnen onderscheiden. Dat krijg je ervan, als ambitieuze bestuurders, aangevuurd door gelikte bondsmanagers, het schaken zonodig moeten uitventen onder de ‘massa’. Volksvermaak wordt gevoed door tolerantie, de alles – mag – en – niets – moet – cultuur, en onderscheidt zich in het bijzonder door gebrek aan stijl, de doorgeslagen nadruk op gelijkheid en het ontbreken van een ballotage commissie. Zolang we maar minder contributie betalen is alles goed. Onder de toeschouwers, bij de balustrade, wordt ook GM Ulf(je) Andersson platgedrukt. Voormalige wereldtopper, secondant van Timman in diens glorieperiode, eindspelvirtuoos en ooit winnaar van het grootmeestertoernooi in Wijk aan Zee. Ik hoor hem zeggen dat hij niet bevoegd is zich op te houden in de grootmeester – arena. Dat bedoelen wij dus.

In de omgeving van Carmen, in ‘De Zon’, speelt een vrouw die de rol van feeks op meesterlijke wijze vertolkt. Ze diende al een protest in tegen een tegenstandster die vooraf haar zetten noteert. Volgens de regels mag dat inderdaad niet, maar we hebben het hier over groep 9. Niet aan zet zit zij zich achter het bord parmantig op te tutten – de lippen getuit, de wenkbrauwen paraat, stift in de aanslag. Bij voorkeur wisselt ze dit af door met een borstel door het haar te ploegen. Als ze weer aan zet is schuift ze, schijnbaar uiterst ingenomen met het resultaat, de spullen voor heel eventjes opzij, noteert de zet en observeert dan gedurende vele seconden genadeloos de opponent. Niet om gedachten te raden, daar stelt een narcist geen enkele interesse in, maar in de ijdele hoop dat de doordringende blik kan doden. Bobby Fischer: “Ik geloof niet in psychologie. Ik geloof alleen in goede zetten”.

Toon Karhof is gehuisvest ‘naast’de kapstokken en achter de urinoirs. (Jaren geleden draaide Gallie hier compleet door vanwege het aanhoudende geluid van doorspoelende urinoirs. Zelden was de uitdrukking “beleefde hij zijn Waterloo” zo gepast). Dinsdag biedt zijn tegenstander na tien zetten iets aan. Toon, geen trek, weigert beleeft. Tien zetten later wordt het aanbod herhaald. Zelfde reactie. Er verstrijkt een uur, en Toon denkt: het is misschien wel zo attent om zelf iets aan te bieden. Als hij met de drank terugkeert, begaat de tegenstander een bok. Onze man profiteert kundig, arresteert de loper en wikkelt af naar een eindspel: koning, twee verbonden vrijpionnen plus paard tegen de kale koning. Toon promoveert tot dame en biedt schaakmat. Pas op dat moment erkent de tegenstander zijn hopeloze situatie en capituleert met enige tegenzin. Dan herpakt hij zich en spreekt welgemutst de volgende historische woorden: “Ik vond dit toch zo’n mooi principieel eindspel!”. De arbiter fluistert in mijn oor dat het waarschijnlijk een masochist is. Maar de volgende dag stapt hij enigszins gepikeerd op Toon af: “Ik heb nog een vraag naar aanleiding van onze partij. Paste dat aanbieden van een drankje in een dieper strategisch plan om mij om de tuin te leiden?

Toon vertelde mij over een moment van vreselijke verstrooidheid. Hij pakte tijdens een ‘Corus’ partij zijn toren op met de intentie een pion te slaan. Plukte die met de vrije hand van het bord en plaatste vervolgens de toren op een ander veld, waar hij kon worden geslagen door een stuk van de tegenstander. De zaak werd in de minne geschikt. “Weet jij wat hierover in de reglementen staat geschreven?” “Nou Toon, zoveel fantasie hebben ze nou ook weer niet bij de spelregelcommissie van de Fide!”.Het komische voorval doet mij in de verte denken aan Przepiórka – Ahues, Kecskemét 1936. In een belangrijk meestertoernooi bereikten ze de volgende stelling:

8
7
6
5
4
3
2
1
abcdefgh

Zwart aan zet speelde …Txd2. Hierop verzonk de witspeler in diep gepeins, greep uiteindelijk de zwarte toren op d2 vast, sloeg daarmee zijn eigen loper op b2 en drukte de klok in. De zwartspeler bedacht zich geen moment en sloeg resoluut door op a2. Przepiórka had in anderhalve zet toren, loper en pion verloren. Volgens “The Complete Chess Addict“ een absoluut wereldrecord. Nu greep helaas de toernooidirecteur hoogstpersoonlijk in en bepaalde dat het spel na …Td2 moest worden hervat.

In ‘De Volkskrant’ schrijft Gert Ligterink nog over de ‘Handshake Gatet’. Nigel Short was door de gebeurtenissen in alle staten en heeft zich luidkeels beklaagd: over incompetente arbiters, over de commissie van beroep die zijn boekje te buiten was gegaan en vooral over de hondse schoffering door het Bulgaarse collectief, onder leiding van de duivel in eigen persoon, manager Silvio Danailov. Het is nu wel zeker dat het een wraakactie was, door de Bulgaren minutieus voorbereid en gefilmd. Enkele uren na het incident was de video te zien op de Bulgaarse site ‘Chessdom’. Short was intens gelukkig na zijn overwinning, een dag later, en sprak toen hij de Moriaan verliet bewogen woorden: “Er is een god en hij is geen Bulgaar”.


De dagprijs wordt uitgereikt aan Topalov


Gast en schaakheld Anatoli Karpov door Carmen gedwongen te poseren


Toon in het “principiële eindspel”


Stormloop op de ingang


Hans houdt zijn warming up


Carmen aan zee

U moet inlogd zijn om te kunnen reageren. Er zijn nog geen reacties.

Contact | Formaliteiten