Piet Greuter 12 maart 1920 - 16 november 2003.
In de nacht van zaterdag 15 op zondag 16 november is Piet Greuter overleden.
De uitvaartdienst zal gehouden worden op donderdag 20 november om 10.00 uur in de Onze Lieve Vrouweparochie, Ds. M.L.Kingweg 210 te Zaandam, waarna aansluitend de begrafenis zal plaatsvinden om 11.30 uur op de algemene begraafplaats, Wibautstraat 282 te Zaandam-Zuid.
Na de begrafenis is er gelegenheid tot condoleren
Secretaris: 4 september 1964 tot 19 mei 1967
Voorzitter: 19 mei 1967 tot maart 1981
Bestuurslid: maart 1981 tot december 1985
Dhr. Greuter is erelid.
Aan de wieg van fusieclub ZSC-Saende
Een interview met oud-voorzitter en schaaknestor Piet Greuter door Cor van
Dongen
Hartje zomer, augustus 1998.
Zeven huizen voorbij mijn ouderlijk huis, waar ik mijn fiets heb gestald, bel ik
aan op Cederstraat nummer 17. De bel blijft hangen en rinkelt onophoudelijk.
Piet Greuter, door de zon gebruind, doet open en legt de bel het zwijgen op. Hij
is net een paar dagen terug van vakantie in Frankrijk.
Ha, Cor, kom binnen. Leuk zeg!
We gaan aan de tafel bij het voorraam zitten. Op een krant op het tafelblad ligt
een oude, naamloze kat.
Ja, die is al drieëntwintig jaartjes oud. Hij is aan komen lopen van een paar
huizen verderop. Daar werd-ie niet zo goed verzorgd. Toen heb ik me maar over
hem ontfermd. Ze noemden hem Maus of zoiets. Het is wel een oud baasje maar mijn
eigen kat vertoont zich nu door hem nog nauwelijks beneden. Die blijft de hele
dag boven liggen.
Terwijl ik de kat zacht over z’n kop aai, stel ik mijn eerste vraag.
Wat was er eigenlijk eerst, de viool of het schaakspel?
Achttien jaar was ik toen ik vioolles kreeg van Gré de Vries, een beroemd Zaans
vioolpedagoge. Trouwens, een aardig toeval, haar vader was toen lid van de
Zaandamse Schaak Club.
Pas enkele jaren later, midden in de oorlog, werd ik lid van ZSC. Dat was zo’n
beetje in 1942, 1943, toen ik dus tweeëntwintig of drieëntwintig jaar oud was.
Schaken leerde ik van een kennis. We hadden,’ t was midden in de oorlog, geen
schaakbord en schaakstukken. Dus speelden we met uit papiertjes geknipte stukken
en velden.
Bij ZSC werd er om het kampioenschap van de Zaanstreek gespeeld en ik kon gelijk
mee-spelen in de onderste groep. Goed systeem, dat groepensysteem.
De viool was er dus het eerst. Vaak luisterde ik naar de radio en bezocht ook
wel concerten. De allereerste keer dat ik Herman Krebbers hoorde spelen in een
bijzaaltje van het Zaanlands Lyceum zal ik nooit vergeten. Dat was de avond dat
president Kennedy werd vermoord!
Zelf speel ik nu, als echte amateur hoor, in het Zaans Promenade Orkest. We
geven zo’n zes uitvoeringen per jaar, meestal in de Bullekerk. Het lichte
repertoire. Gershwin bijvoorbeeld, niet de grote klassieke symfonieën.
Afgelopen jaar hebben we het kerstconcert verzorgd in het kerkje van
Krommeniedijk.
Daarnaast treden we regelmatig in bejaardenhuizen op zoals de Lishof in Oostzaan
en het Erasmushuis in Zaandam.
Eerlijk gezegd overweeg ik met het spelen in het orkest te stoppen. Het vormt
een grote belasting. Iedere dag dien je toch wel zo’n anderhalf uur te studeren.
Daar komt de repetitie-avond uiteraard bij, en de maandagavond houd ik vrij als
m’n schaakavond.
De orkestleden weten overigens nog niet dat ik overweeg er mee te kappen.
Het levert ze wel een vervelend probleem op; de laatste jaren zijn ze bijna al
hun violisten kwijtgeraakt. Eigenlijk zit ik daar in mijn eentje tegenover de
complete blazersgroep en dat is nauwelijks te doen.
Maar ja, zie maar eens aan nieuwe leden, violisten, te komen. Dat probleem zie
je op veel verenigingen, ook op onze schaakclub, de aanwas van nieuwe leden. Het
verenigingsleven loopt overal terug.
Dus misschien stop ik wel, bovendien, ik heb het veel te druk. De tuin vraagt
het nodige aan onderhoud en ik zou graag wat meer tijd en aandacht besteden aan
de schilderkunst.
Piet wijst hierbij op de wanden waar een stuk of zeven kleine
olieverflandschapjes, van eigen hand, hangen en op een stoel waarop een
stapeltje aquarellen-in-wording klaar ligt om uitgewerkt te worden.
Twee weken op schildercursus geweest in de Franse Jura. We verbleven in een oude
herberg, Chez Soi, compleet verzorgd. Heerlijk. ’s Morgens ontbijten in de tuin,
en dan tekenen en aquarelleren op mooie schilderachtige plekjes, lekker weer.
Thuis ben ik meestal met olieverf bezig maar voor het buitenwerk leent aquarel
zich beter.
Achthonderd kilometer heen en achthonderd kilometer terug, met eigen vervoer.
Maar ik was met twee dames op stap en die hebben het merendeel van de tijd
achter het stuur gezeten.
We keren weer een stukje terug in de tijd als ik naar de schooltijd van Piet
vraag.
Eerst heb ik de MULO gedaan en toen allerlei cursussen op de avondschool
gevolgd.
Kom daar vandaag de dag maar eens om: overdag werken, óók op zaterdagochtend, 4
avonden in de week naar school, de zaterdagmiddag had je dan om je huiswerk te
maken.
Zo belandde ik in mijn eerste baan bij een technisch bureau, vervolgens bij
Pieter Schoen, de verffabrikant, om uiteindelijk bij papierhandel Bolding in
dienst te treden. Kijk, hier heb je de uitnodiging die ik zojuist ontving voor
het jubileumfeest ter gelegenheid van het 100-jarig bestaan van Bolding. Een
boottocht op ‘De Columbus’, met diner.
Bij Bolding was ik, zeg maar, personeelschef. Tevens voerde ik de salaris- en
personeelsadministratie en verrichtte daarnaast wat vertaalwerk.
Inderdaad, ‘s zomers hebben we wel in de kantine van Bolding geschaakt. Dat kwam
omdat het Blaise Pascal, waar we toen op vrijdag clubavond hadden, in de
vakanties gesloten was.
Vlak na de oorlog, in 1948, trouwde ik.
Hoe de Zaandamse Schaak Club er in die tijd uitzag?
Nou, we hadden zo’n veertig à vijftig leden, allemaal senioren. Er bestond toen
wel degelijk een scheiding tussen het kaf en het koren: de notabelen uit de
Zaanstreek zaten allemaal bij elkaar, de rest stond daar een beetje buiten.
Het toeval wilde blijkbaar dat die notabelen over het algemeen de betere
schakers vertegenwoordigden. Namen?
Wel, je had De Vriend, leraar Duits. En Hubach, die dreef een modewinkeltje op
de Parkstraat en Van der Velde, die was accountant. Arie Slob werkte op kantoor
bij Albert Heijn, maar Arie was iemand die gelukkig ook belangstelling had voor
de andere schakers.
Nee, tandarts Peeters was van latere tijd, toen was de scheiding binnen de
vereniging gelukkig allang verdwenen.
Het competitiesysteem dat men toen hanteerde sprak mij -en spreekt mij nog- wel
aan.
Je speelde in diverse groepen en dat leverde altijd veel strijd op. Het was
altijd knokken binnen zo’n groep om de promotieplaats, of juist vechten tegen de
degradatie.
Tegenwoordig spelen we allemaal in één grote groep; aan het eind van het seizoen
is er één winnaar en is er dus voor een speler van de grote middengroep of de
onderste regionen niet zoveel om naar te streven. Of je nou veertigste of
vijfenveertigste wordt...
Van de buitencompetitie weet ik me te herinneren dat we zelfs een keer op
zondagochtend een wedstrijd moesten spelen. In Krommenie. Met de trein op
zondagochtend naar Krommenie, dat waren nog eens reizen. En dan naar Den Helder,
of naar Bloemendaal. Een van ons moest in Bloemendaal aantreden tegen Godfried
Bomans, ik zie het nog zo voor me. Maar het leukst vond ik toch altijd de
wedstrijden om het kampioenschap van de Zaanstreek.
Ik herinner mij nu plotseling dat ik tegen dominee De Jonge, die predikte
toentertijd in de Bullekerk, eens een afgebroken partij had. We besloten de
partij bij hem thuis uit te spelen.
Aan zijn kant van de tafel stond toen een klein jochie naar de zetten van zijn
vader te kijken. Dat is natuurlijk Freek de Jonge geweest!
Opvallend, en dat is een van de weinige verschillen met de schaakclub van nu,
was dat er in die tijd geen jeugd schaakte bij ZSC. Ja, de kleine Ben van den
Bergh was een van de eersten; ik zie hem nog tussen al die grote kerels in
zitten, maar een jeugdafdeling bestond niet.
Maar daar moesten we, vonden we als schaakbestuur, eigenlijk wel iets aan doen.
Ik ben toen gestart met het organiseren van schoolschaakwedstrijden in de
kerstvakantie. En uiteindelijk is daar de jeugdafdeling uit ontstaan.
Met enige verontwaardiging in zijn stem: En natuurlijk moet ZSC-Saende een eigen
jeugd-afdeling behouden. Die ideeën die op de laatste ledenvergadering werden
geventileerd over het opheffen van de jeugdafdeling of om het trainen uit te
besteden aan het Witte Paard, zijn je reinste onzin! Dan ben je de jeugd kwijt!
En we hebben ze hard nodig voor de doorstroming naar de senioren!
Een nieuwe periode voor ZSC brak aan in de tijd van de jumelages. Samen met mijn
vrouw en enkele leden van de familie Punt ben ik in Berlijn geweest.
Daar logeerden we bij de Duitse gastheren en schakers thuis. Mooie tijd.
Natuurlijk zijn ze later hier te gast geweest; wij hadden die Duitse goochelaar
in huis.
De afsluiting vond plaats met een groot jumelage-feest in De Speeldoos. Dat
vergeet ik ook nooit meer. k zie helder voor ogen hoe Chris de Graaf op de
dansvloer stond te rock-en-rollen!
Jarenlang hebben we daarna gecorrespondeerd met onze Duitse schaakvrienden maar
op een gegeven ogenblik zie je toch het contact verwateren.
En toen kwam, ik was op dat moment voorzitter van ZSC, de fusie met Saende.
Van Peter Roggeveen, die speelde bij beide verenigingen, hoorde ik
dat Saende er wel oren naar had om zich als (te) klein clubje bij ons aan te
sluiten. Ik ben het gesprek met ze aangegaan en dat heeft uiteindelijk tot de
fusie geleid. Het unieke was dat we vanaf dat moment twee clubavonden kregen! En
het leverde ons enkele trouwe leden op als Leen Haak en de gebroeders Finke. Met
onverholen trots in zijn stem: Eigenlijk ben ik dus de oprichter geweest van de
fusieclub ZSC-Saende!
Zo’n vijftien jaar heb ik de voorzittershamer gehanteerd, ik heb het altijd heel
leuk gevonden om te doen. Maar plotseling, onverwacht en onaangekondigd, op een
ledenjaarvergadering, was daar een tegenkandidaat voor het voorzitterschap. Als
bestuur was dat ook even schrikken; wij zijn in een reactie daarop met een
bestuurskandidaat gekomen. Dat was Jacob Punt en die is toen uiteindelijk tot
voorzitter gekozen.
Einde van het tijdperk Greuter. Ik had daar zeker vrede mee. ‘t Was een leuke
tijd, maar na vijftien jaar is het een gezonde zaak dat iemand anders de zaak
ging runnen. Wel heb ik er een paar jaar als gewoon bestuurslid zonder
portefeuille aan vastgeknoopt.
En vanaf dat moment ben ik alleen op de maandagavond gaan schaken. Ik kreeg weer
tijd voor de viool!
Welke drie platen en welke drie schaakboeken ik mee zou nemen naar een onbewoond
eiland?
Natuurlijk het vioolconcert van Beethoven! Verder een sonate van Mozart voor
piano en viool, denk ik, en niet te vergeten de capriccio’s van Paganini!
Ongelofelijk, wat die man wel niet kon. Moet je indenken: heel Europa
doorreizen, net als Mozart trouwens, in krakkemikkige postkoetsen over hobbelige
en modderige wegen, om overal je muziek uit te kunnen voeren. En wat voor een
muziek!
Zelf speel ik één capriccio, maar eigenlijk is deze muziek voor een amateur
onspeelbaar!
En die drie schaakboeken op dat onbewoonde eiland, ik moet je eerlijk bekennen
dat ik het niet zou weten. Veel liever heb ik dat ik een schaker mee mag nemen
naar dat eiland, om een partijtje mee te kunnen schaken.
Ik doe niet zoveel meer aan de schaakstudie. Uit de krant speel ik soms een
partij na uit een belangrijk toernooi; kijk, hier heb ik een aardig
schaakboekje...
Piet loopt naar de boekenkast een haalt een pionneneindspelboekje van Max Euwe
te voorschijn. Achter op de kaft staat geschreven: 1e Prijs IIIe Klasse.
Kersttoernooi December 1942.
Zo komt ons gesprek op Max Euwe.
Voor onze traditionele ZSC-simultaans hebben we Euwe heel wat keren weten te
strikken. Eén keer had ik ‘m zowat te pakken, ik stond een vol paard voor. Alle
notabelen verdrongen zich rond mijn bord, ik glom van trots, maar gaf van de
zenuwen het stuk weer terug en leed uiteindelijk een nederlaag, natuurlijk.
Ook schaakten we in die tijd wel tegen de bemanningsleden van de Russische
houtboten, hier op de haven. De Russen kwamen soms op onze clubavond, maar
meestal nodigden zij, of de toenmalige beheerder van het Czaar Peter-huisje, ons
uit op hun schepen.
Na afloop stonden er dan hapjes klaar en stonk je een uur in de wind naar de
knoflook!
Dat was in de goede oude tijd dat we speelden tegenover het postkantoor in
Zaandam. Ook schaakten we in het hotel bij het Czaar Peter-beeld op de dam.
Restaurant tante Jet.
Piet geeft een opsomming van de lange, lange rij clublokalen: een restaurant op
de hoek Stationsstraat-Rustenburg, De Bond in de Oostzijde, ‘s winters in het
Blaise Pascal en ‘s zomers de kantine van Bolding, de kantine van Bram Broerse
(aldaar speelde een klein jochie, en dat is nu onze huidige voorzitter, Frank
Tijdeman), het ontmoetingscentrum op de Vermiljoenweg (de bibliotheek heeft ons
er uit laten knikkeren), de katholieke kerk op de Martin Luther Kingweg, het
verenigingsgebouw van de roeivereniging op de haven, de VVZ-kantine, boven
Valkenberg op de Peperstraat, en nu dan in het BOKO-centrum.
Ik zal er vast wel een paar vergeten zijn te noemen. Het bezorgde ons als leden
van het bestuur, en mij als voorzitter vanzelfsprekend ook, veel extra werk,
naast de gewone bestuursaangelegenheden.
Prompt werd ik door een combinatie van alle schaakverenigingen uit de Zaanstreek
tot voorzitter gebombardeerd van de zogenaamde Zaanse Schaakkring. Een lang
leven is deze kring niet beschoren geweest, maar we hebben uiteindelijk wel weer
eens het kampioenschap van de Zaanstreek georganiseerd. Jammer dat dat niet meer
bestaat! Een goeie propaganda voor alle schaakverenigingen en het kan je nieuwe
leden opleveren.
De grootste periode van bloei voor onze club was tijdens de match
Fischer-Spassky.
Het Fischer-effect! Wat kon die man overigens goed schaken, zeg. Vreselijk
jammer dat-ie niet meer speelt.
Door dat Fischer-effect kregen we een grote toeloop van nieuwe leden, zelfs een
aantal vrouwen meldden zich toen aan, iets wat we nooit eerder hadden
meegemaakt.
Of ik de match Euwe-Aljechin bewust heb meegemaakt? Wat dacht je, ik was toen
zestien jaar! Nou en of, en ik heb altijd veel bewondering voor Euwe gehad. Een
groot schaker en een heel integer mens. Aljechin heb ik ook zien schaken; die
had zijn kat naast het bord, is ‘t niet?
De poes naast ons op tafel rekt zich bij deze woorden gapend uit en staat een
beetje houterig op. Voor mij ook een goed moment om op te stappen.
Ja, de plicht die roept weer.
Piet wijst op de kleurenpracht in de volle zomertuin.
Na veertien dagen vakantie moet er nodig weer wat onkruid verwijderd worden.
Maar ik vond het heel fijn om weer eens wat herinneringen op te halen.
Tot ziens en dag hoor, Cor!
19 augustus 1998